Uit: ‘Heiligenlevens en bananenpitten’ Noordhoff uitgevers.

‘Tot schrik van velen in onze klas bleek er zoiets te bestaan als ‘het opstel’. Pak de pennen en schrijf een stukje over ‘mijn huisdier’ of ‘onze vakantie’. Maar hoe schreef je in hemelsnaam op dat je parkiet zo pienter uit z’n oogjes kon kijken, of dat de imperial op weg naar de vakantiebestemming van de DKW was gewaaid en de inhoud van de koffers op de grote weg was beland? Mijn moeder was in tranen uitgebarsten toen de ene auto na de andere dwars over onze versgewassen en -gestreken kleren was gereden. We hadden de hele vakantie rondgelopen in bloesjes met bandensporen erop, alsof we zelf onder een vrachtwagen hadden gelegen. Het was een goed verhaal, maar als je het op papier zette, werd het een machteloos geheel van ‘en toen, en toen, en toen’.
Toch deed zich op dit gebied een aha-moment voor. Op een dag zat Stef Kreymborg tijdens het opsteluur ineens in haar bank te schuddebuiken van het lachen. Stef had een lange glanzende vlecht waar we allemaal jaloers op waren, want het merendeel van onze moeders geloofde in bloempotkapsels, en nu had ze nog plezier ook terwijl wij leden. In het speelkwartier ging ik haar onwillig om opheldering vragen.
O, zei Stef en ze grinnikte weer. Ze had opgeschreven dat ze haar konijn bananenpitten voerde. Met blinkende ogen keek ze me aan. Banánenpitten? Oempf! Het was als een stomp in mijn maag. Wacht eens even. Wacht eens even! Je kon dus dingen verzinnen.
Dat besef veranderde alles. Die middag haalde ik zodra ik thuis was een schoon blaadje uit mijn multomap en begon te schrijven. Niet ingeperkt te worden door de werkelijkheid bleek een tovermiddel. ‘Waar gebeurd is geen excuus,’ zou ik decennia later met instemming bij Gerard Reve lezen. Iedere zin die ik schreef, leidde vanzelf tot een volgende. Tot mijn eigen verbazing kwam er onder mijn handen een hele wereld tot stand, waarin twee dappere meisjes – die wel iets weghadden van Stef en mij- in een kasteelruine een roestige kist met dukaten vonden.
Het ging eigenlijk net als lezen; je hoefde het alleen maar voor je te zien. Van opwinding kon ik die nacht amper slapen.’